4D. Het beginpunt was het tastbaar maken van een druppel die valt.  Over een titel en een tentoonstellingstekst. 2024, 2 p.



       4D

A: ‘Wat denk je van de titel: paix. tranquillité. oubli.?’
B: ‘Het hoeft niet altijd gewichtig te zijn. Mijn voorstel: espérance. liberté. congés payés.
A&B: (lachen)
B: ‘Daarenboven zal iedereen jouw drievuldigheid vergeten en het vervangen met andere dingen zoals radio. pantoufles. Richard Gere. En het Frans geeft volgens mij een pretentieuze indruk.’
A: ‘Ik geef het de titel 4D en draag het op aan jou, mijn vierde dimensie.’


Dat we voelende, kijkende, ademende, pulserende, ritmische wezens zijn

In 4D toon ik werken gemaakt uit wat de aarde voortbrengt. Rood gebakken klei, hout bewerkt met was en kurkuma, hangende structuren van brons, koper, messing, neergelegde keramiek, stevige gietklei en daarin ondergedompelde objecten. In hun samenspel verdubbelen, ontdubbelen, spiegelen, vergroten en verkleinen ze zich. In hun verstilde beweging maken ze plaats voor degene die kijkt. De enge definitie van beeldhouwen is het toevoegen of wegnemen van volume. Elke ademhaling is als beeldhouwen. 

Hieronder beschrijf ik vertrekpunt en werkwijze als antwoord op terugkerende vragen, zoals: ‘Waarom?’, en ‘Wat is de betekenis?’.

Wanneer ik een tentoonstelling mag maken, wil ik de ruimte waar m’n werk mag staan dienstbaar zijn. Welke interventie schept ruimte? Voor mij is het een paradox dat een kunstwerk als object ruimte inneemt – per definitie invasief is – en tegelijkertijd door te zijn de ruimte opentrekt: doet ademen. 

Wanneer ik om me heen kijk, vraag ik me af waar stilte of leegte uit bestaat in alles wat is (architectuur, natuur, kunst, in onze handelingen): wat de vormen van leegte/stilte zouden kunnen zijn in dat wat ik zie. Ik herken het in werk van anderen wanneer ik zie dat de kunstenaar beslissingen neemt – getuigt van een zekere determinatie – en tegelijkertijd ruimte openlaat. Het werk zit dan niet op slot, waardoor er ruimte is voor de blik van de kijker om te projecteren en te associëren. Wat in mijn ogen een vorm van generositeit is. Ik herken het in het werk van m’n nabijen. Een vriend noem ik om deze reden ‘ma parabole généreuse’. Hij weet niet goed hoe hierop te reageren, maar het is het grootste compliment denkbaar in een wereld van ruis. 

Voor deze tentoonstelling heb ik een installatie gemaakt bestaande uit bronzen vellen. Het vertrekpunt was het maken van een platform waarop druppels zouden vallen. De vloeistof zou geabsorbeerd worden door slierten die ’s nachts in en op het platform zouden liggen. Overdag zouden de slierten via een katrolsysteem omhooggehesen worden, vervolgens zouden ze leegdruppen.

Ik ben nog steeds van plan om deze installatie te maken maar een oefening in het atelier bestaat eruit om op tijd te stoppen. Wanneer ik de bronzen vellen op de lederen koorden heb geplaatst, zag ik dat het sliertsysteem te veel zou zijn. Ik zag ook dat de lijnen van de vellen een visueel uitdijnend ritme vormen. En dat één druppel voldoende zou zijn, mogelijks zelfs op een andere plaats in de tentoonstelling.

Ik werd verrast door de curves van de vellen, waardoor ik een tweede verdiep heb gemaakt om van onderuit de curves te zien. De gloed van het brons, de zintuigelijkheid ervan, is een belangrijke kwaliteit voor mij in het geheel van de opstelling. Metalen en legeringen hebben iets koels, maar door de lichtspiegeling kunnen ze warmte visueel dragen. 

Een tweede element waardoor ik werd verrast, is het warme en gedempte kleurenpalet. Tinten rood en bruin, al dan niet glanzend. Samen met een kleur die me al een tijdje vergezelt in het atelier, geel.

Wat me opvalt wanneer ik in gesprek ga met anderen is de vraag naar bedoeling en betekenis, bij voorkeur een eenduidig verklarend verhaal bij wat we zien als we naar een kunstwerk kijken. Het is ook meer en meer wenselijk dat een kunstwerk participatief, pedagogisch, activistisch en inclusief politiek correct zou wezen.

Een sculptuur kan alles betekenen wat het in ons oproept en dit kan veranderen in de loop van ons leven. Ik ben dit, deze openheid, beginnen zien als een vorm van vrijheid die niet altijd gewenst is, omdat het onzekerheid kan oproepen met reacties ter verklaring als ‘ik begrijp geen (hedendaagse) kunst’. 

De vrijheid bestaat er net uit, denk ik, om plaats te geven aan wat zich niet onmiddellijk definieert. Wat ons ontsnapt en mogelijks een kortsluiting geeft in onze gedachten. 

Ik herlees vaak een interview uit 1997 met Jan Vercruysse. Hij verzet zich tegen dwingende tendenzen tot communicatie en sensatie. Zonder zijn temperament te delen – in dit gesprek merk ik een zekere graad van boosheid –, deel ik wel zijn standpunt over wat kunst kan zijn. Het beeldhouwatelier was voor mij een boven water komen. Ik wist tot relatief laat in mijn leven niet dat er zoiets bestond als wat ik als een ‘belichaamd denken’ heb herkend. Een denken vanuit de vorm. Een denken voorbij of naast een woordelijk, cerebraal denken. Het brengt me tot een nabijheid tot de dingen die mij het leven dierbaar maakt, letterlijk. Elk object, elk materiaal is te koesteren. 

Bij wijze van knipoog heb ik deze tentoonstelling 4D genoemd. Ik breng geen sensationele vierde dimensie door middel van beweging of speciale effecten. De vierde dimensie hier voor mij is een verinnerlijkte dimensie die in ons opgeroepen kan worden op basis van wat er altijd is. Dat we voelende, kijkende, ademende, pulserende, ritmische en in die zin eindeloze wezens zijn.


Laurence Petrone, mei 2024



(Fragmenten uit het gesprek tussen Anna Tilroe en Jan Vercruysse, NRC, 1997)

‘Neeneenee, communicatie is een term die nooit gebruikt mag worden in de kunst! (…) Communicatie is een neutraliserende term. Alles is tegenwoordig communicatie, iedere handeling, ieder gebaar is erdoor gestempeld en ook van de kunstenaar wordt verondersteld dat hij iets zou willen communiceren.’

‘Kunst die alles onmiddellijk en ongereflecteerd toont of een boodschap uitdraagt, is niet meer dan een duur soort krant. Er moet toch binnen onze cultuur de mogelijkheid blijven voor stilte en afstand! Wat mij betreft is dat de plaats van de kunst. In onze maatschappij is alles, werkelijk alles erop gericht om dit laatste domein van afzondering te doorbreken, in te palmen, in beslag te nemen en te vercommercialiseren.’

‘Wanneer van elke tentoonstelling een spektakelstuk gemaakt wordt, gaat het publiek denken dat kunst plezant, aangenaam en opzienbarend moet zijn en dat het eraan mag deelnemen. Participatie is nu een modewoord. Participatie aan kunst is de vernietiging van kunst.’